Archief - Historie  
     
  De Doopsgezinde Gemeente te Damwoude

Iets later dan de gemeenten Pingjum - Witmarsum, Leeuwarden, Workum en Ameland ontstond de gemeente Damwoude. Dit hangt samen met het feit dat het doperdom eerder aansloeg in de steden, op de eilanden en in de welvarende kleigebieden, dan in de wouden. Er zijn vermoedens dat de gemeente Damwoude ontstond aan het eind van de zestiende eeuw - kort na de hervormingen van 1580 - en dat op de plaats waar nu de doopsgezinde kerk staat (Donlaweg 34) ook toen al een vermaanhuis stond. "Hoe lang het hier gestaan had, hoe het er uitzag, of het misschien een tot vermaning vertimmerde schuur was, weten we niet. Ook niet, of bouwvalligheid dan wel dat het gebouw te klein en te ongeriefelijk was den vaderen bewogen heeft het oude bedehuis af te breken", sprak dominee Pasina in 1917 bij de herdenkingsplechtigheid ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de in 1767 gebouwde kerk. Volgens Pasina was "gedurende den winter" gewikt en gewogen en het besluit gevallen. "Toen de lente tot nieuw leven riep, weerklonk door de stille Wouden het kraken van spanten en binten, onder liet gebeuk van koevoet en houweel: het Oud Vermaanhuis bezweek". En ruim een week later, op 29 april 1767, werd de eerste steen gelegd door Wyger Martens "met mede Hulp van syn ouders out synde 2 Jaar en zes dagen", zoals boven de ingang van het gebouw staat vernield. De ingang was niet langer aan de achterkant maar nu gewoon aan de wegkant en de bomen, die de oude vermaning aan liet oog hadden onttrokken, waren gerooid. "Die sig des Armen ontfermt leent den Heere ende hi sal syne Weldaet vergelden", weten de bezoekers van de Damwoudster vermaning. De tekst op de gevelsteen werd door de broeders en zusters ter harte genomen en doordat Damwoude "een der meest welgestelde Doopsgezinde plattelandsgemeenten" werd, kon veel goeds worden gedaan. Niet alleen de eigen armen werden geholpen. Ook "arme verdreevlingen in of omtrent Danswijk" (Danzig/ Gdansk) werden in 1736 geholpen. En de arme zustergemeente Kollumerzwaag klopte in 1774 niet vergeefs in Damwoude aan. Verder werd het fonds van Buitenlandsche Nooden in de achttiende eeuw flink gespekt en meer dan dertig leden verplichtten zich in 1811 voor een jaarlijkse bijdrage aan de predikantenopleiding in Amsterdam. Van die opleiding kwam ook Damwoudes eerste betaalde predikant Jan Ter Borg. Tot zijn beroeping in 1811 had Damwoude het altijd gedaan met liefdepredikers. Meestal waren het er drie, maar een enkele keer waren het er wel zeven. De laatste en bekendste Damwoudster liefdeprediker was Uilke Reitzes.

Uilke Reitzes (Dijkstra) werd in 1755 geboren. Zijn brood verdiende hij als bakker; het preken deed hij er uit roeping bij. Zijn verkiezing tot leraar vond plaats een dag voor zijn 26 ste verjaardag, op 6 mei 1781. Aanvankelijk had Peitzes drie collegapredikers, maar vanaf 1803 stond hij er alleen voor. Toen de gemeente in 1811 op de gestudeerde beroepspredikant Jan ter Borg een beroep uitbracht trad Reitzes "nederig ter zijde". Het enthousiasine over de gestudeerde doininee was groot: "van zijn levensdagen hoorde men hier niet zulk preeken". Geheel van het toneel verdwenen was Reitzes echter nog niet. Toen Ter Borg in 1820 naar Amsterdam vertrok vulde Reitzes het predikantloze tijdvak. De volgende predikant, Jan Kuiper, sprak na Reitzes' overlijden in 1823: "Liefde voor het heil zijner broederen, zucht om den bloei der gemeente te bevorderen was de drijfveer, die hem aanzette dezen post te aanvaarden".

De vermaning werd in 1895 voorzien van een orgel door de orgelfabrikant Bakker en Timmenga uit Leeuwarden.

In 1964 werd de vermaning op de Monumentenlijst geplaatst en werd het kerkinterieur onder de loep genomen. Besloten werd een avondmaalstafel en een doopvont te plaatsen. Verbouwing van de kerk volgde pas in 1974-'75. De banken werden toen vervangen door stoelen en de preekstoel, "welke volgens een commissie van deskundigen een onnodig groot en log gevaarte werd genoemd", ging eruit. Veel, waaronder het maken van een nieuwe preekstoel, werd gedaan door leden van de gemeente. Wat bleef waren de fraaie tekstborden aan de muur en een oude bank met de familiewapens van Johannes Douwes en Eekjen Halbes. Doordat de gemeente in 1974 een oude telefooncentrale aan het Vermaningspad kon aankopen, kreeg ook de jeugd een eigen ruimte. Het huisje werd heringericht en daarna "Lytse Formanje" gedoopt.

Tekst met dank overgenomen uit het boekje "Monument van de maand, mei 1996" met als titel: "Doopsgezind Friesland" en als ondertitel: "Het land van Menno Simons". Geschreven door Beno Hofman. Uitgave: Stichting Kultuer en Toerisma yn Fryslan, Leeuwarden, jaargang XI nr.1. mei 1996.
 
     
 
 
Contact Links Archief Groepen Nieuws De Kerk Agenda Nieuws Home